- goed
- goed1{{/term}}〈het〉1 [algemeen]bien 〈m.〉2 [meestal figuurlijk][krediet] crédit 〈m.〉 ⇒ 〈letterlijk〉avoir 〈m.〉3 [textiel] tissu 〈m.〉4 [kleding] linge 〈m.〉5 [spul] choses 〈v., meervoud〉6 [handelswaar] marchandises 〈v., meervoud〉♦voorbeelden:1 begrip van goed en kwaad • sens moralliggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseszich te goed doen • s'en donner à coeur joie; 〈aan tafel〉 se régalerhoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bien〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 't is voor je eigen goed • c'est pour ton bien〈spreekwoord〉 gestolen goed gedijt niet • bien mal acquis ne profite jamais2 dat geld heb ik nog van hem te goed • il me doit encore cette sommewe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!4 schoon goed aandoen • changer de lingewollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 〈bijvoeglijk naamwoord〉 bon/bonne; 〈bijwoord〉 bien♦voorbeelden:1 het is een goed eind lopen • ça fait une bonne trotteeen goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?〈sport en spel〉 een goede tweede • un bon secondhij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈figuurlijk〉 avoir réussi; 〈ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va biener goed uitzien • 〈gezond〉 avoir bonne mine; 〈aantrekkelijk〉 être bien (de sa personne)hij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …〈ironisch〉 nee, nou wordt ie goed! • de mieux en mieuxhet zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bon〈spreekwoord〉 wie goed doet, goed ontmoet • un bienfait n'est jamais perdu¶ 〈figuurlijk〉 ik jou beetnemen? je bent niet goed! • moi, te jouer un tour? tu es malade!zich niet goed voelen • ne pas se sentir biendaar word ik niet goed van • 〈letterlijk〉 cela me lève le coeur; 〈figuurlijk〉 ça me rend maladezij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé
Deens-Russisch woordenboek. 2015.